Dit jaar is het dertien jaar geleden. Dit jaar is het
dertien jaar geleden dat mijn vader stierf. In een relatief klein Christelijk
ziekenhuis in Leiden. Alvleesklierkanker! Hij stierf een verschrikkelijke dood.
En dat kan ik niet vergeten.
Ik zie er zeer tegen op dit stuk te gaan schrijven. Ik voel
het in mijn maag, mijn hart klopt sneller en een algeheel duister gevoel
overvalt me. Een gevoel dat ik in het dagelijkse leven goed kan wegstoppen,
onderdrukken. Soms gaan de sluisdeuren open en is er geen houden aan. Dan
bonken spookbeelden uit het ‘jubeljaar’ 2000 op de onder spanning staande
deuren. Ze gaan open.
Begin 2000 was ik met mijn vader in Nepal, we liepen ruim
drie weken door de bergen in een kleine expeditie. Pa liep als een kieviet,
zoals altijd. Of toch niet? De alvleesklierkanker knaagde al als een dodelijk monster
aan zijn schijnbaar goede gezondheid. Achteraf vraag ik me dan ook af of hij
wel zo gezond was. Ik haalde hem regelmatig in, na een dag was hij moe, ging (te)
vroeg slapen en was stil. Toch was hij met mij één van de weinigen die tot 5500 meter klom, een
zeer zwaar traject.
In de zomer van dat jaar was hij nog in Turkije waar hij ook
een dagtocht door de bergen in zijn eentje maakte. Daarbij kwam hij lelijk ten
val. Dat overkwam hem toch ook nooit!? Signalen.
En vlak daarna werd zijn eindoordeel geveld. In juli was hij
al vaak moe en tot onze verschrikking kleurde zijn lichaam geel. Mijn oom is
aan alvleesklierkanker overleden en we kenden de symptomen. We klampten ons
vast aan een positieve uitkomt, geelzucht. De arts vertelde dat het kanker was.
Nadat de medisch specialist het sobere kamertje verliet, rende ik huilend door
de gangen van het Diaconessen Ziekenhuis en wist dat ik mijn vader spoedig kwijt
zou zijn. Alvleesklierkanker is een killer.
Zonder genade.
Pa koos ervoor om toch een operatie te ondergaan. Die bood
kans op een herstel dat hem maximaal vijf jaar respijt zou geven. Pa wilde
leven! Hij greep de strohalm vast. Achteraf heb ik, eufemistisch uitgedrukt,
zeer mijn twijfels over deze operatie. De kans van slagen is nihil en de
ellende die het veroorzaakt is groot. Bij deze zijn jullie mijn getuigen, als
mij hetzelfde overkomt en ik ben niet goed bij zinnen, “Opereer mij niet!” En
zeker niet in zo’n klein ziekenhuis als het Diaconessen Ziekenhuis in Leiden.
Ik betrek dit artikel op mijzelf en mijn vaders martelgang
maar kan iedereen garanderen dat mijn moeder er psychisch veel slechter aan toe
was dan ik. Zij wist ook zeker dat ze na 35 jaar huwelijk haar man zou
kwijtraken maar kon iedere dag net aan genoeg energie bij elkaar schrapen om
naar het ziekenhuis te gaan en daar niet onderuit te gaan.
Na mijn eerste emotionele uitbarsting in het ziekenhuis heb
ik met mijn vader nooit meer over de dood gesproken, althans niet in een
rustige en rationele omgeving. Pa zou de operatie ondergaan en daarna
revalideren op het mooie rustige Griekse eiland Skyros.
Pa overleefde de operatie aan de pancreas, al een wonder.
Daarna moest hij gaan herstellen en dat ging niet. Zonder in
alle details te treden, keek ik bij ieder bezoek of de infuuszakjes al leger
werden maar die bleven vol. Zijn lichaam pakte de controle maar niet over, en
alle afvalstoffen verdwenen in de onnatuurlijke zakjes die rond zijn lichaam
hingen.
Op 23 september zat hij opgewekt rechtop in bed en nam met
mijn moeder wat belastingpapieren door. Hij had ook even buiten gezeten. Een
positieve ontwikkeling.
Op zondag 24 september ging het helemaal mis. Hij werd met
spoed naar de intensive care gebracht. En schreeuwde het uit. Hij sloeg met
armen en benen om zich heen. Wij konden niets doen. We smeekten om de chirurg
maar die was er niet en niemand nam een duidelijke regie. Dat duurde voor mijn
gevoel uren en zo lang duurde het ook. Pa schreeuwde om een spuitje. Wat
bedoelde hij? Dat blijf ik me altijd afvragen. Een spuitje tegen de pijn? Een
dodelijke injectie om ervan af te zijn? Ik wist niet wat ik moest doen, mijn
moeder niet en Daisy ook niet. Daisy en ik namen om de beurt iemand van het
verplegend personeel apart om die spuit, wat voor spuit dan ook, op te eisen.
Maar ze hadden de autoriteit niet. Het ziekenhuis was mager bemand, zondag,
Christelijke rustdag! Fuck dat! Alles open op zondag, alle winkels maar vooral
de ziekenhuizen.
Ik greep mijn vaders hoofd en voelde zijn koele klamme
hoofd. En ik zei dat er snel iemand zou komen. Hij keek me aan en ik kan zijn
blik niet vergeten en niet beschrijven. Het was geen angst, verlangen, pijn,
het was dat en meer, allemaal en meer. En al die tijd crepeerde hij van de
pijn. Na dat leven vol pijn, kwam eindelijk een chirurg opdagen. Hij baalde
natuurlijk dat hij op zijn vrije dag werd opgeroepen. Zijn vrije momenten, een
leven van pijn voor mijn vader.
Pa werd naar de operatiekamer gebracht. Het laatste geluid
dat ik van hem hoorde was zijn geschreeuw in de gang.
Wij stonden daar gedrieën totaal los van de wereld in die
helse ruimte. Op een nauw balkon rookten we een sigaret en daar stond ook de
voltallige medische staf die ons niet kon, niet mocht helpen. Ook aan hen was
duidelijk af te lezen dat ze het zwaar hadden gehad.
’s Avonds werd ons verteld dat hij spoedig dood zou gaan.
Wij vonden het best, ik vond het best. Zolang hij maar geen pijn zou hebben. We
hoorden zelfs dat pa wist dat hij dood zou gaan want hij is nog even bij kennis
geweest. Wat? Hij zou nooit meer bij kennis komen, was ons verteld. De
mokerslagen bleven maar komen. Laat op de avond zijn Daisy en ik nog even naar
hem gaan kijken, voor de laatste keer. Ik deinsde terug want ik zag veel bloed
in zijn bed. Dat was het laatste beeld dat ik van mijn levende vader heb.
Om vijf voor twaalf ’s avonds overleed hij dan eindelijk, 24
september 2000.
En vanwege deze gebeurtenissen en dan met name vanwege deze
marteldag ben ik getraumatiseerd.
In de dagen na zijn dood hebben we ons door de poppenkast
van rituelen rondom een begrafenis heen geworsteld. “Zet mij maar bij het
grofvuil als ik dood ben”, zei hij altijd. We waren zo ongelukkig dat we hem
niet tentoongesteld hebben, dat we niemand, behalve ikzelf, een toespraak
hebben laten houden. In oude kleren die ik al dagen aanhad heb ik hem begraven,
niets en niemand interesseerde mij meer iets. Maar amper drie maanden daarna
zou ik voor het eerst zelf vader worden. Ik ben nog een tijd bij mijn moeder
geweest, totdat zij, ondanks haar opperste gevoel van ongeluk, mij het huis uit
gooide en zei dat ik naar huis moest, om vader te worden. Ook dat interesseerde
me op dat moment weinig.
Ik was dolblij met de geboorte van Sweya en hou van hem net
als zijn broertje Philo.
Daarin werkt mijn trauma niet door. Wel in empathie in
andermans verdriet. Ik gun iedereen zijn verdriet, respecteer hoe ze daarmee
omgaan, ik ben op niemand kwaad maar vaak inwendig…
Als andere dood gaan, en er zijn er nogal wat overleden in
mijn omgeving de afgelopen 13 jaar, dan zijn ze of oud en/of rustig ingeslapen.
Nu weet ik dat dat niet altijd het geval is maar in ieder geval is niemand zo
gestorven als mijn vader. Mijn vader ging op 58 jarige leeftijd schreeuwend ten
onder. Nu gun ik dat niemand. Ik gun, in principe, denk ik, iedereen wel een
lang leven en een zachte dood. Maar, kook inwendig. Waarom moest mijn vader zo
lijden? Waarom op een zondag? Waarom in zo’n klein ziekenhuis? (Zeker gelet op
de huidige discussie over moeilijke operaties die niet door
niet-gespecialiseerde ziekenhuizen moeten worden uitgevoerd.) Waarom in een
christelijk ziekenhuis? Ik vond het verschrikkelijk om naar dat ziekenhuis te
gaan maar mijn tweede zoon is daar geboren.
“In deze tijd hoeft niemand meer te lijden”, zo wordt
beweerd. Kom bij met verhalen over persoonlijk leed aan en je merkt niets aan
mij. Ik leef uiterlijk mee, van binnen kan ik denken aan welke film ik vanavond
ga kijken, wanneer ik op vakantie ga en soms, denk ik aan 24 september. In alle
gevallen ben ik van binnen van steen. Ik kan die momenten die visueel nog veel
verschrikkelijker zijn, niet toelaten. Totdat de sluisdeuren openspringen.
Vandaar dat ik dit schrijf. Neem mij niets kwalijks, ik neem het jullie ook niet
maar op het gebied van het verliezen van dierbaren, ben ik van steen. Totdat
het weer eens te dichtbij gaat komen…
En nu slaak ik een diepe zucht. Voor het eerst heb ik een
verkorte versie van de gruwelijke dood van mijn vader aan zichtbare letters en
woorden toevertrouwd en vraag me af of ik er goed aan doe. Maar, impulsief deel
ik het met jullie. Het leven is kort, voor sommigen te kort. Zorg dat je dingen
die graag wilt doen, ook doet en wel direct. Zo leef ik. Zo probeer ik te
leven. Laat je niet structureel beïnvloeden door onvermijdelijke dagelijkse
irritante beslommeringen. Ik ben gelukkig, zeer gelukkig zelfs. Het uitstellen
van verlangens komt nauwelijks voor in mijn leven.
Maar de manier waarop mijn vader overleed, is een duistere
plek op mijn ziel.
Ik diende als dienstplichtige bij de Marine.
BeantwoordenVerwijderenWas in Sept 1958 in het opleingskamp in Hilversum.
Daarna Hr.Ms. Limburg oa 1960 hulp aan Agadir Marokko.
Vader van Jan. Hij reisde mee naar Agadir voor de reünie in 2010.
Succes me je site en blog.
Bert Vranken
Heel erg bedankt. Ik herinner me opeens een foto van jouw en Jan bij een palmboom in Agadir, dat kan ik nu beter plaatsen. Over drie dagen ga ik ook weer naar Marokko.
VerwijderenDeze reactie is verwijderd door de auteur.
Verwijderen