Mijn moeder
heeft vele duizenden boeken gelezen en in haar leven veel meegemaakt. Toch
heeft ze enkel het onderstaande autobiografische verhaal aan het papier
toevertrouwd.
Zo is het op maandag wasdag. Een hele vervelende dag, de lakens worden geteld en nog eens geteld en daarna in een mand gestopt. Deze mand wordt later op de dag opgehaald door de wasserij. Vervolgens worden allerlei soorten wasgoed, geweekt, gekookt en wat dies meer zij. Zo staat er bijvoorbeeld een klein emmertje met zakdoeken op het gasstel en een iets grotere met wollen hemdjes en onderbroekjes van de vrouw des huizes, uiteraard in een sopje speciaal voor wollen ‘ditjes en datjes’. Dan zijn er nog twee grote teilen met sop, een voor de bonte en een voor de witte was. De witte was bestaat voor een groot deel uit thee- en handdoeken van de aan huis gevestigde praktijk van de heer des huizes. Het meisje moet de wasmachine vullen met sop en dan alle wasgoed in kleine porties uit de teilen halen en in de machine stoppen. In de ruimte waar de wasmachine staat, bevindt zich ook een bad. Hierin wordt alle wasgoed uitgespoeld en dan in porties in een centrifuge gestopt.
Bij goed weer wordt deze hele verzameling in de tuin te drogen gehangen. Bij wat slechter weer gaat de hele boel met wasmanden naar de zolderetage alwaar een kamertje bespannen is met waslijnen.
Iedere dag drinkt het meisje samen met de (huis)vrouw een kopje koffie nadat ze eerst de koffie voor de dokter en zijn assistente naar de praktijkruimte had gebracht.
Na de koffie doet het meisje op alle dagen een aantal kleine boodschappen voor de lunch. Dat is altijd twee ons poulet voor de soep van de dag. Met een behoorlijke bouillon kun je veel soepen maken leert het meisje. De vleesblokjes worden op het gas gezet, even laten koken dan het vuur zachter zetten en trekken maar!
Dan is het huis aan de beurt. In de zitkamer worden de stoelen en banken geschuierd met een borstel, dit in verband met de twee aanwezig katten. En er wordt stof genomen. Tweemaal per week wordt de kamer gestofzuigd, op die dagen is er ook een werkster aanwezig. Op andere dagen wordt het tapijt geveegd en de rest gezwabberd.
Op naar de eerste etage. Hier worden in de ‘grote slaapkamer’, de bedden opgemaakt. Eenmaal per week verhuisd het bovenlaken en wordt onderlaken. Het onderlaken gaat dan in de was. De meubels worden afgestoft en de vloer geveegd. Iedere dag wordt de wastafel met vim schoon geboend en daarna schoon gespoeld. In een hoekje bij de open haard staan de schoenen van de familie die toe zijn aan een poetsbeurt, dat aantal wisselt per dag.
Nu wordt de kamer van de dochter, iets jonger dan het meisje, onder handen genomen. Het bed wordt opgemaakt, de wastafel schoongemaakt en de kleren opgeruimd. Dan de kamer van de zoon die student is en dus niet altijd thuis is. Indien hij niet thuis is, is dat een mooie gelegenheid om de zaak wat te fatsoeneren. Ook op deze etage en iedere dag, moet het toilet worden geboend met de onvolprezen vim.
Het is tijd voor de lunch. De huisvrouw heeft de tafel gedekt voor de familie in de eetkamer. In de keuken heeft zij een tafeltje gedekt voor de praktijkassistente en het meisje. Het meisje heeft inmiddels de door de huisvrouw afgemaakte soep naar binnen gebracht. Door een bedienluik, die grenst aan de keuken, worden twee kommen in de regel erg lekkere soep naar de keuken teruggestuurd. Eerder die dag hadden het meisje en de assistente doorgegeven hoeveel boterhammen zij wenste en soms wordt er gevraagd naar de voorkeur van broodbeleg. Na de lunch worden de tafels opgeruimd en wordt het eetgerei afgewassen.
Nu worden voorbereidingen getroffen voor de avondmaaltijd. Die bestaan uit aardappelen schillen, groenten schoonmaken en meer. Vervolgens is het tijd voor de extra’s, zoals op de benedenverdieping de marmeren gang schrobben en dweilen. Of de trappen vegen en soppen, grote voorraadkasten opruimen, beneden het toilet schoonmaken en de wachtruimte voor de patiënten stoffen en zuigen.
De theetijd is er aan gekomen. Koekjes, kopjes en dergelijke worden klaargezet. Dit is een bijzonder moment van de dag want iedereen is nu in de zitkamer, familie en personeel. Dit prettige samenzijn duurt een half uur. Het meisje ruimt alles weer op en wast het af.
In de winter is het nu tijd om kolen te gaan scheppen, drie gewone kolenkitten met inhoud passen in de koperen bak die naast de kachel gezet moet worden. Als er een volwassene in de buurt is, wordt deze zware bak wel eens door hem of haar overgenomen. Is dat niet het geval, dan doet het meisje het met kleine stukjes tegelijk.
Tweemaal per week komt er een werkster. Zij heeft haar eigen werkzaamheden. Het meisje moet samen met haar de zwaardere klussen doen, zoals het boenen van het vaste tapijt, op de knieën, met een speciaal schoonmaakproduct. De vele, vele ramen, worden gezeemd, het houtwerk gesopt en ga maar door. Op deze dagen eet de werkster ook mee in de keuken, zodat ze daar met z’n drieën zijn.
Op zaterdag werkt het meisje een halve dag. Dan wordt het koperwerk aan de buitendeur gepoetst en de stoep geschrobd, naast uiteraard de gewone werkzaamheden. Op zaterdag is de lunch de warme maaltijd. De praktijkassistente is vrij, evenals de dochter des huizes. De dochter komt altijd gezellig meekijken hoe het meisje de bedden opmaakt en wastafels boent. De dochter vind dit erg leuk en eet ook samen met het meisje in de keuken. Na de maaltijd, na de afwas is het meisje vrij. Het is dan 14:00 uur.
Het meisje krijgt haar loon uitbetaald. Dat is in 1959, fl. 15,50 per week. In de twee jaar dat het meisje daar werkt, wordt het loon soms met 50 cent verhoogd. Wat het meisje veel leuker vind dan het geld is het feit dat de (huis)vrouw meestal iets lekkers in haar jaszak stopt. Het loon geeft meisje vervolgens thuis aan haar moeder die haar fl. 1,50 teruggeeft als zakgeld. Dat is fijn.
Zaterdagmiddag gaat het meisje met haar vriendin de stad in, overal naar kijken. Het hoogtepunt is het kopen van een patat-met. Patat kost 25 cent, met is 10 cent, je kunt kiezen uit mayonaise of piccalilly.
Na twee jaar is het mooi geweest. Het meisje heeft ondanks alles veel geleerd. Het belangrijkste wat haar langzaam maar zeker duidelijk wordt:
“Kennis is macht. Dit staat ook voor een zinvol leven zonder macht maar met inzicht in de verhoudingen.”
Deze
ervaring is een vormende periode geweest voor mijn moeder. De familie waar ze
werkte kwam uit Nederlands Indië. De vrouw des huizes merkte mijn moeders
interesse voor Neerlands Indië, en boeken, op en sprak daar geregeld met haar over.
Ook vroeg ze mijn moeder op zaterdag wel eens met de dochter de stad in te gaan,
aangezien dochterlief geen vriendinnen had en mijn moeder / het meisje erg sociaal
was. Ma baalde hier van, want dan kwam ze meestal later thuis en kon ze pas
later de stad in.
Mijn moeder
ontwikkelde zich tot een belezen geëmancipeerde en zelfstandige vrouw, die in
Nederland werkte en veel over de aardkloot (met mijn vader)heeft gezworven.
Ze heeft zich nooit ontpopt tot een efficiënte huisvrouw.
De laatste jaren van haar leven heeft ze zelf een hulp in de huishouding genomen. De verstandhouding tussen die twee was van dien aard dat ma regelmatig Marokkaanse jurken van haar kreeg als zij haar thuisland weer eens had aangedaan. Zij hield echt van mijn moeder. Naast Indonesië was Marokko, waar ze viermaal is geweest, een andere passie van ma.
Ma is trouwens driemaal in Indonesië geweest, voor langere periodes. Een maand daarvan heb ik gelukkig mee kunnen maken.
Werkschema
dienstmeisje in 1959 (meisje is dan 14 jaar)
Het meisje arriveert om 8:30 uur. De familie zit aan de
ontbijttafel en knikt het meisje vriendelijk toe. Bij een iets te late aankomst
wordt er op de horloges getikt. Het meisje heeft er dan een fietstochtje van
enige kilometers op zitten, uiteraard in alle weersomstandigheden. Iedere dag
begint met de afwas van de avondmaaltijd. Na de afwas is de familie klaar met
het ontbijt en moet de ontbijtboel worden afgeruimd en schoongemaakt. Het werkschema
is niet iedere dag gelijk dat maakt het wat minder eentonig voor het meisje.Zo is het op maandag wasdag. Een hele vervelende dag, de lakens worden geteld en nog eens geteld en daarna in een mand gestopt. Deze mand wordt later op de dag opgehaald door de wasserij. Vervolgens worden allerlei soorten wasgoed, geweekt, gekookt en wat dies meer zij. Zo staat er bijvoorbeeld een klein emmertje met zakdoeken op het gasstel en een iets grotere met wollen hemdjes en onderbroekjes van de vrouw des huizes, uiteraard in een sopje speciaal voor wollen ‘ditjes en datjes’. Dan zijn er nog twee grote teilen met sop, een voor de bonte en een voor de witte was. De witte was bestaat voor een groot deel uit thee- en handdoeken van de aan huis gevestigde praktijk van de heer des huizes. Het meisje moet de wasmachine vullen met sop en dan alle wasgoed in kleine porties uit de teilen halen en in de machine stoppen. In de ruimte waar de wasmachine staat, bevindt zich ook een bad. Hierin wordt alle wasgoed uitgespoeld en dan in porties in een centrifuge gestopt.
Bij goed weer wordt deze hele verzameling in de tuin te drogen gehangen. Bij wat slechter weer gaat de hele boel met wasmanden naar de zolderetage alwaar een kamertje bespannen is met waslijnen.
Iedere dag drinkt het meisje samen met de (huis)vrouw een kopje koffie nadat ze eerst de koffie voor de dokter en zijn assistente naar de praktijkruimte had gebracht.
Na de koffie doet het meisje op alle dagen een aantal kleine boodschappen voor de lunch. Dat is altijd twee ons poulet voor de soep van de dag. Met een behoorlijke bouillon kun je veel soepen maken leert het meisje. De vleesblokjes worden op het gas gezet, even laten koken dan het vuur zachter zetten en trekken maar!
Dan is het huis aan de beurt. In de zitkamer worden de stoelen en banken geschuierd met een borstel, dit in verband met de twee aanwezig katten. En er wordt stof genomen. Tweemaal per week wordt de kamer gestofzuigd, op die dagen is er ook een werkster aanwezig. Op andere dagen wordt het tapijt geveegd en de rest gezwabberd.
Op naar de eerste etage. Hier worden in de ‘grote slaapkamer’, de bedden opgemaakt. Eenmaal per week verhuisd het bovenlaken en wordt onderlaken. Het onderlaken gaat dan in de was. De meubels worden afgestoft en de vloer geveegd. Iedere dag wordt de wastafel met vim schoon geboend en daarna schoon gespoeld. In een hoekje bij de open haard staan de schoenen van de familie die toe zijn aan een poetsbeurt, dat aantal wisselt per dag.
Nu wordt de kamer van de dochter, iets jonger dan het meisje, onder handen genomen. Het bed wordt opgemaakt, de wastafel schoongemaakt en de kleren opgeruimd. Dan de kamer van de zoon die student is en dus niet altijd thuis is. Indien hij niet thuis is, is dat een mooie gelegenheid om de zaak wat te fatsoeneren. Ook op deze etage en iedere dag, moet het toilet worden geboend met de onvolprezen vim.
Het is tijd voor de lunch. De huisvrouw heeft de tafel gedekt voor de familie in de eetkamer. In de keuken heeft zij een tafeltje gedekt voor de praktijkassistente en het meisje. Het meisje heeft inmiddels de door de huisvrouw afgemaakte soep naar binnen gebracht. Door een bedienluik, die grenst aan de keuken, worden twee kommen in de regel erg lekkere soep naar de keuken teruggestuurd. Eerder die dag hadden het meisje en de assistente doorgegeven hoeveel boterhammen zij wenste en soms wordt er gevraagd naar de voorkeur van broodbeleg. Na de lunch worden de tafels opgeruimd en wordt het eetgerei afgewassen.
Nu worden voorbereidingen getroffen voor de avondmaaltijd. Die bestaan uit aardappelen schillen, groenten schoonmaken en meer. Vervolgens is het tijd voor de extra’s, zoals op de benedenverdieping de marmeren gang schrobben en dweilen. Of de trappen vegen en soppen, grote voorraadkasten opruimen, beneden het toilet schoonmaken en de wachtruimte voor de patiënten stoffen en zuigen.
De theetijd is er aan gekomen. Koekjes, kopjes en dergelijke worden klaargezet. Dit is een bijzonder moment van de dag want iedereen is nu in de zitkamer, familie en personeel. Dit prettige samenzijn duurt een half uur. Het meisje ruimt alles weer op en wast het af.
In de winter is het nu tijd om kolen te gaan scheppen, drie gewone kolenkitten met inhoud passen in de koperen bak die naast de kachel gezet moet worden. Als er een volwassene in de buurt is, wordt deze zware bak wel eens door hem of haar overgenomen. Is dat niet het geval, dan doet het meisje het met kleine stukjes tegelijk.
Tweemaal per week komt er een werkster. Zij heeft haar eigen werkzaamheden. Het meisje moet samen met haar de zwaardere klussen doen, zoals het boenen van het vaste tapijt, op de knieën, met een speciaal schoonmaakproduct. De vele, vele ramen, worden gezeemd, het houtwerk gesopt en ga maar door. Op deze dagen eet de werkster ook mee in de keuken, zodat ze daar met z’n drieën zijn.
Op zaterdag werkt het meisje een halve dag. Dan wordt het koperwerk aan de buitendeur gepoetst en de stoep geschrobd, naast uiteraard de gewone werkzaamheden. Op zaterdag is de lunch de warme maaltijd. De praktijkassistente is vrij, evenals de dochter des huizes. De dochter komt altijd gezellig meekijken hoe het meisje de bedden opmaakt en wastafels boent. De dochter vind dit erg leuk en eet ook samen met het meisje in de keuken. Na de maaltijd, na de afwas is het meisje vrij. Het is dan 14:00 uur.
Het meisje krijgt haar loon uitbetaald. Dat is in 1959, fl. 15,50 per week. In de twee jaar dat het meisje daar werkt, wordt het loon soms met 50 cent verhoogd. Wat het meisje veel leuker vind dan het geld is het feit dat de (huis)vrouw meestal iets lekkers in haar jaszak stopt. Het loon geeft meisje vervolgens thuis aan haar moeder die haar fl. 1,50 teruggeeft als zakgeld. Dat is fijn.
Zaterdagmiddag gaat het meisje met haar vriendin de stad in, overal naar kijken. Het hoogtepunt is het kopen van een patat-met. Patat kost 25 cent, met is 10 cent, je kunt kiezen uit mayonaise of piccalilly.
Na twee jaar is het mooi geweest. Het meisje heeft ondanks alles veel geleerd. Het belangrijkste wat haar langzaam maar zeker duidelijk wordt:
“Kennis is macht. Dit staat ook voor een zinvol leven zonder macht maar met inzicht in de verhoudingen.”
Ze heeft zich nooit ontpopt tot een efficiënte huisvrouw.
De laatste jaren van haar leven heeft ze zelf een hulp in de huishouding genomen. De verstandhouding tussen die twee was van dien aard dat ma regelmatig Marokkaanse jurken van haar kreeg als zij haar thuisland weer eens had aangedaan. Zij hield echt van mijn moeder. Naast Indonesië was Marokko, waar ze viermaal is geweest, een andere passie van ma.
Ma is trouwens driemaal in Indonesië geweest, voor langere periodes. Een maand daarvan heb ik gelukkig mee kunnen maken.
Reacties
Een reactie posten