Dankzij een toegeworpen reistas met burgerkleren,
‘stoute schoenen’ en bij elkaar geschraapte moed, loopt een jonge Fries rustig
van boord van de Nederlandse marinekruiser Hr. Ms. De Zeven Provinciën. Dit
zijn zijn laatste stappen van een hachelijk avontuur. Het is maart 1956 en de
Friese Jelle Bakker is geen marineman maar een deserteur uit het
vreemdelingenlegioen. Met behulp van een aantal matrozen is hij als
verstekeling vanuit Algerije in Nederland terecht gekomen. Een reconstructie.
Aan boord van De Zeven wordt de deserteur / verstekeling niet opgemerkt door de leiding. Na het verlaten van het Middellandse Zeegebied verlaat de voormalige legionair zijn schuilplaats en heeft dan weinig schroom meer. Hij loopt rond in een matrozenpakje dat voor hem is geregeld en hij is geïnstrueerd over de gang van zaken op het schip. Net als de andere bemanningsleden, circa 900 in totaal, neemt hij deel aan de maaltijden in de cafetaria, koopt zijn spullen in de toko, gaat naar de filmvoorstellingen, bezoekt de bibliotheek aan boord en de kapper. En dan het mooiste, hij schrijft ook gedichtjes in de boordkrant. Je vraagt je af wat hij schreef, onder welke naam en rang en wie de kopij nog heeft?
Het is destijds gebruikelijk dat na langere trips de families van officieren en onderofficieren het privilege hebben om even aan boord komen voor een eerste begroeting. Zo ook die ochtend aan boord van De Zeven. Als de gasten hebben genoten van het eerste weerzien en al zwaaiend weer van boord gaan, loopt Jelle Bakker in een burgerkloffie met hen mee. Jelle is een doortastend man en heeft per brief zijn familie ingelicht over zijn komst en hen gevraagd om burgerkleding voor hem mee te nemen. Op die bewuste dag werpt een familielid een reistas met kleding vanaf de wal naar De Zeven maar het valt tussen wal en het schip. Het wordt laconiek, onder smakelijk gelach, weer opgevist. Verdekt opgesteld bij de valreep wacht hij op zijn kans en verlaat het schip en wordt op de kade opgewacht door een journalist van de Telegraaf. Daar doet hij zijn spectaculaire verhaal wat niet lang daarna in een extra editie verschijnt. Overige media pikken het nieuws met voorpagina-artikeltjes op. Zo wordt in De Waarheid van 28 maart 1956 een artikel op de voorpagina over de verstekeling gepubliceerd. De strekking van dit artikel net als in de andere media: ‘Er had 63(!!) dagen lang een verstekeling op één van de modernste kruisers van de NAVO gezeten, zonder opgemerkt te worden!’
De jongeman vertelt na zijn ‘ontsnapping’ aan de
Nederlandse media dat hij op een Engels vrachtschip voer en twee jaar terug in
Marseille werd ontslagen. Met zijn ziel rondlopend door Marseille wordt hij
overgehaald om dienst te nemen bij het Franse vreemdelingenlegioen. Zoals alle
legionairs tekent hij voor vijf jaar om vervolgens al snel daarna te vertrekken
naar Algerije, naar Sidi bel-Abbes.
De Zeven Provinciën, of De Zeven, is onderdeel van het Smaldeel V van de Koninklijke Marine en in 1956 in het Middellandse Zeegebied voor oefeningen. Hoewel het noordafrikaanse land wordt geteisterd door een hevige onafhankelijkheidsoorlog, legt het schip aan in het Algerijnse Oran. Daar organiseert het Nederlandse consulaat een busrit voor bemanningsleden van De Zeven naar het ongeveer100 kilometer zuidelijker gelegen Sidi Bel Abbes.
De verhaallijnen van Jelle en De Zeven komen nu bijeen aangezien in deze plaats
het Hoofdkwartier van het Franse Vreemdelingenlegioen is gelegen. Na het bezoek
wil een groepje (ex) Nederlandse legionairs mee terugrijden naar Oran. Zij krijgen
hiervoor geen toestemming. Een aantal matrozen, de Jantjes, smokkelen
vervolgens die Nederlandse gelukzoekers mee in de bussen die hen terugbrengen
naar Oran. Bij aankomst willen de legionairs, natuurlijk, de marineschepen
bezoeken.
De volgende morgen, 23 februari, als het smaldeel weer
buitengaats is gegaan, blijken op verschillende marineschepen verstekelingen te
zijn gemeld van niet-Nederlandse afkomst. Zij bevinden zich op dat moment officieel
op Nederlands grondgebied, waardoor een asielprocedure moet worden toegepast.
Echter, aangezien het om ingezeten gaat van een bevriende natie worden zij zo
snel mogelijk via Nederland naar hun land van herkomst teruggebracht. Om welk
land het gaat wordt niet bekend gemaakt.De Zeven Provinciën, of De Zeven, is onderdeel van het Smaldeel V van de Koninklijke Marine en in 1956 in het Middellandse Zeegebied voor oefeningen. Hoewel het noordafrikaanse land wordt geteisterd door een hevige onafhankelijkheidsoorlog, legt het schip aan in het Algerijnse Oran. Daar organiseert het Nederlandse consulaat een busrit voor bemanningsleden van De Zeven naar het ongeveer
Aan boord van De Zeven lopen er op die 23e
februari enkele matrozen voor de lol rond in delen van het legioenuniform. Slechts
enkelen aan boord kijken er van op aangezien er vaker het één of het ander
wordt geritseld, zeker door de Jantjes. Wat weinigen dan nog weten, is dat verscheidene
matrozen voor een Nederlandse deserteur uit het legioen aan boord een
schuilplaats hebben geregeld. Jelle wordt ondergebracht in een bergplaats voor
reserveonderdelen. Daar verstopt hij zich de eerste 11 dagen totdat ze
Gibraltar zijn gepasseerd.
Even voor de context, in 1956 is de Algerijnse
vrijheidstrijd zeer wreed en is het vreemdelingenlegioen, volgens de toenmalige
media voor een groot deel geleid door oud SS’ers, vaak betrokken bij
bloedbaden. Er zijn regelmatig deserteurs die de zelf opgelegde dienst en het
geweld in het noordafrikaanse land willen de rug willen toekeren. Aan boord van De Zeven wordt de deserteur / verstekeling niet opgemerkt door de leiding. Na het verlaten van het Middellandse Zeegebied verlaat de voormalige legionair zijn schuilplaats en heeft dan weinig schroom meer. Hij loopt rond in een matrozenpakje dat voor hem is geregeld en hij is geïnstrueerd over de gang van zaken op het schip. Net als de andere bemanningsleden, circa 900 in totaal, neemt hij deel aan de maaltijden in de cafetaria, koopt zijn spullen in de toko, gaat naar de filmvoorstellingen, bezoekt de bibliotheek aan boord en de kapper. En dan het mooiste, hij schrijft ook gedichtjes in de boordkrant. Je vraagt je af wat hij schreef, onder welke naam en rang en wie de kopij nog heeft?
Het is destijds gebruikelijk dat na langere trips de families van officieren en onderofficieren het privilege hebben om even aan boord komen voor een eerste begroeting. Zo ook die ochtend aan boord van De Zeven. Als de gasten hebben genoten van het eerste weerzien en al zwaaiend weer van boord gaan, loopt Jelle Bakker in een burgerkloffie met hen mee. Jelle is een doortastend man en heeft per brief zijn familie ingelicht over zijn komst en hen gevraagd om burgerkleding voor hem mee te nemen. Op die bewuste dag werpt een familielid een reistas met kleding vanaf de wal naar De Zeven maar het valt tussen wal en het schip. Het wordt laconiek, onder smakelijk gelach, weer opgevist. Verdekt opgesteld bij de valreep wacht hij op zijn kans en verlaat het schip en wordt op de kade opgewacht door een journalist van de Telegraaf. Daar doet hij zijn spectaculaire verhaal wat niet lang daarna in een extra editie verschijnt. Overige media pikken het nieuws met voorpagina-artikeltjes op. Zo wordt in De Waarheid van 28 maart 1956 een artikel op de voorpagina over de verstekeling gepubliceerd. De strekking van dit artikel net als in de andere media: ‘Er had 63(!!) dagen lang een verstekeling op één van de modernste kruisers van de NAVO gezeten, zonder opgemerkt te worden!’
Kort daarna komt de Marine-inlichtingendienst aan boord van De Zeven en het
schip vertrekt vanaf de Parkkade in Rotterdam weer naar zee. En dat terwijl het
grootste deel van de bemanning zich opmaakte voor het Paasverlof. Na veel
spanningen onder de bemanning treden de helpers van de verstekeling naar voren
en kan, een paar dagen later dan gepland, toch het Paasverlof ingaan voor de
bemanning.
En de helpers van Jelle? Zij krijgen een
disciplinaire straf waarvan de inhoud niet bekend is. En Jelle? Hij besluit na
zijn interview een low profile te
houden. En dat is gelukt… Tot nu.
Reacties
Een reactie posten