Doorgaan naar hoofdcontent

Parallelle Wereld, Marinevliegkamp Valkenburg, 1966

Zoals vaak, ga ik vandaag naar mijn werk, althans mijn werkomgeving. Ik werk namelijk niet. Dat wil zeggen, ik werk aan mijn boek en daarom ben ik hier op mijn vrije dag. Samen met een oud-collega van mijn vader, bezoek ik voormalig Marinevliegkamp Valkenburg . Het zal een ervaring worden die ik niet anders kan omschrijven als dat van een parallelle wereld. Mijn huidige baan bij het asielzoekerscentrum, mijn verleden en de overblijfselen van het marinekamp lopen dwars door elkaar heen.

Het stormt en het giet. Mijn minst favoriete weertype. Ik haal Jan op uit Leiderdorp maar hem maakt het weer helemaal niets uit. We rijden de route die hij jarenlang heeft genomen, startpunt: Leiderdorp, eindpunt: Valkenburg.

Door een deel van het marinekamp loopt, altijd al, een doorgaande openbare weg, die van Katwijk naar Wassenaar. Daar begint de tour. Rechts waar de oude watertoren in duinen staat was vroeger de schietbaan, geleid door een marinier. En waar nu het hondendagverblijf is, was vroeger de werkplaats van de Commandant van de Marine Luchtdienst en zijn staf. Niks geen respect, of een oog voor het verleden, in het plan om daar honden onder te brengen voor mensen die goed in de slappe was zitten en niet weten wat ze overdag met hun hond aan moeten. Daarachter ‘zie’ ik het wachthuisje waar de passagierende marinemannen zich moesten melden. Er bevonden zich daar tevens wapens en cellen. Het niet meer bestaande wachthuisje ‘staat’ voor het huidige tuincentrum. In gedachten heb ik weinig moeite de vroegere situatie voor me te zien.

Langs de weg liggen links en rechts barakken. Veel van die gebouwen zijn de oude slaapvertrekken van de manschappen en de korporaals. Ik vind het altijd prettig om hier te rijden, ik hou van die gebouwen, zie ze al mijn hele leven. Pa werkte hier al in 1962. Vanwege dit kamp ben ik, jaren later,  niet in Leiden maar in Katwijk geboren. Pa en ma kregen, op hun eigen verzoek, van het Bureau Huisvesting een woning aangeboden in Katwijk, dichtbij het kamp. Mijn vader is drie keer geplaatst geweest in deze marine-inrichting, dat is in totaal 18 jaar van zijn carrière bij de marine.

We negeren alle onprettige ´Verboden Toegang´ bordjes, neergezet door duinwaterbedrijf Dunea en rijden tussen de barakken door. Jan laat me de medische dienst zien, de tandarts (´aan hem had ik een hekel, ging liever een biertje met hem drinken.´), het washok, de vele slaapvertrekken, de wapenkamer en het oude voetbalveld. We kunnen aan de achterzijde van de gebouwen doorrijden, vlak voor de eerste duinenrij waarin de Duitsers talloze bunkers hebben gebouwd in de Tweede Wereldoorlog. Ik hoor eveneens dat de barakken door de Duitsers zijn gebouwd. Angstig vraag ik, ´geldt dat ook voor het kapelletje?´ ´Ik denk het wel,´ hoor ik Jan tot mijn schrik antwoorden. Dit houdt dus in dat ik in een gebouw ben gedoopt dat is gebouwd door de Nazi´s.

Nog maar net bekomen van dit ongelofelijke nieuws, rijden we weer langs een bordje Eintritt Verboten en komen aan bij het hoofdgebouw. De zijgevel wordt opgesierd door een paspop die aan een soort roze parachute hangt. Voor de rest is het er een grote bende. We rijden stapvoets langs de ramen van het gebouw en Jan wijst me aan waar pa werkte. Ik kijk naar zijn uitzicht en zie dat hij recht op het vijvertje zicht heeft en direct op de entreeweg naar de hangars, naar mijn werkplek en de musical Soldaat van Oranje. Vlak naast het hoofdgebouw, toen het administratieve hart van het kamp, ligt het oude korporaalsverblijf. Van Jan krijg ik zichtbare bevestiging dat hier, toentertijd, erg leuke feestjes werden georganiseerd. Voor de tweede keer rijd ik langs, of over, een onthoofd konijn. Ik heb de auto gekeerd en zie dat er een man voor de ingang van het hoofdgebouw staat. Ik zeg wat we aan het doen zijn, waarop hij meteen in het Engels zegt, I am sorry for the mess, but the gemeente will not clean the place up. You are welcome to come in.
 
 

Natuurlijk volgen we hem. Jan kan zijn geluk niet op, ik ook niet. Wat een pestzooi binnen. De verwarde man, voorheen kunstenaar, nu wonend in dit grote gebouw, zonder elektra, gas of water, leidt ons, zo goed hij kan, rond. We zien de werkplekken van Jan en mijn vader, de oude kluis (die hebben ze overal op het kamp laten staan) en de kamer van de commandant van het kamp. Dat ziet er nog, als je heel soepel met de hygiënewetgeving omgaat, redelijk uit. De goede Britse man blijft de mantra van de gemeente en de zooi maar herhalen. Ook vertelt hij dat de gemeente het gebouw wil slopen. Zonde! De Brit vertelt een onsamenhangend verhaal dat niet het hele gebouw een Nazigebouw is maar dat een deel ook Nederlands is en dat het a God damn shame is dat de oude commandant voor Nazi wordt uitgemaakt. Hij schetst hoe rond het gebouw de dieren rondlopen en hoe mooi het zou zijn als het wordt opgeknapt zodat veteranen hier hun laatste dagen kunnen slijten. Tja. Zijn tweede idee is een stuk uitvoerbaarder, een museum over het marinekamp. Waarom niet? Zie ik daar mijn gestolen fiets niet staan? En zijn die spullen niet van het asielzoekerscentrum? Waarschijnlijk niet maar ik zou het hem vergeven, vandaag. We nemen afscheid. Advies aan de huidige bewoner, ga terug naar Engeland. Bye, safe trip.

Langs de vlaggen van de musical en de Nazi-kerk, rijden we naar het vliegveld, daar waar de hangars nog staan, de vliegtuigen werden gerepareerd en waar de start- en landingsbanen er nog goed bij liggen. Bij de receptie ontmoeten we de beheerder, ik had met hem afgesproken. Hij nodigt ons uit om vrij rond te rijden over het terrein en overhandigt ons de sleutel van de verkeerstoren. Op de achtergrond zie ik asielzoekers terugkomen van ‘onze’ kantoren, die zijn naar de informatiebalie geweest. De beheerder neemt ons eerst mee naar de grootste hangar, daar waar Squadron 320 geplaatst was, mijn vaders oude werkterrein. Later werd dat de hangar voor de beroemde Orions. Het is niet de eerste keer dat ik hier ben dus hou ik Jan goed in de gaten. In de grote hangar valt zijn mond letterlijk open van verbazing. Strooizout, bergen strooizout ligger er namelijk opgeslagen. Tot aan de nok toe, is de immense hangar gevuld. ‘Er is dit jaar nog niets van gebruikt’, horen we. Hoe is het mogelijk!

Dan belt onze gids met ‘iemand’ en belooft ons dat hij iets speciaals in petto voor ons heeft. We gaan naar de volgende hangar, ooit Squadron 321-gebied, Jan’s oude werkplek maar nu speelt hier al jarenlang de musical Soldaat van Oranje. We mogen een kijkje achter de schermen nemen. Wat een verassing. Ik ben twee maal bij de voorstelling geweest en het is echt heel spectaculair én het speelt voor een deel af in Leiden, mijn stad. De producent van de techniek, een hele sympathieke vent die aan de wieg heeft gestaan van alle spectaculaire foefjes die worden uitgehaald, leidt ons rond. Ik geloof mijn ogen niet. Voordat ik het weet sta ik in studentensociëteit Minerva. We lopen langs het studentenhuis, de verhoorkamers en we komen aan bij het strand en zee bij Scheveningen. Het Kurhaus en de duinen… Kippenvel. Daar speelt zich de mooiste en meest indringende scène af van de musical. Beide keren dat ik de scènes zie, wekt het tranen bij me op. Dan nog het paleis van de Koningin, de Dakota, de motor, het houdt niet op. Natuurlijk zien en krijgen we uitleg over de draaitribune. Op moment van schrijven van dit stuk is de voorstelling al weer in volle gang. Wat het publiek niet ziet is de georganiseerde chaos achter de schermen. De spelers verkleden zich notabene naast de technici die alle microfoons afstemmen. ‘Wij kijken hier al lang niet meer op als iemand in zijn ondergoed staat.’

Danig onder de indruk verdwalen we een beetje over de landings- of zijn het nu startbanen.? Via een lange omweg, ‘hé, daar is mijn kantoor, op dit stuk van het vliegveld kijk ik altijd,’ rijden we naar het commandementsgebouw, daar waar de hoge gasten officieel werden ontvangen. Ik weet dat ook mijn vader soms werd weggeroepen van zijn werkzaamheden omdat er weer een Hoge Piet kwam en er niet genoeg ceremonieel ‘materiaal’ aanwezig was. We rijden langs de binnenkant van het hek dat het kamp omsluit naar de verkeerstoren. In het donker, maar ik was voorbereid en had een zaklantaarn bij me, klimmen we de trap omhoog. De wind slaat om de toren heen. Het uitzicht vanaf de toren is fenomenaal. Aan de horizon, achter het vliegkamp, is duidelijk de strip met duinen te zien. Het is dan weer even duidelijk waarom de marine op deze plek zat, aan zee. Als je hier iedere dag rijdt, merk je dat niet meer. Via het jachthaventje, de zweefvliegersclubs en de grote waterbassins die zijn opgeworpen, God mag weten waarom, rijden we terug naar de receptie. We verlaten het vlieggedeelte van het kamp, zijn zeer tevreden, de beheerder erg dankbaar en weer buiten de slagboom.



In gebouw Sirius werk ik. Hier bevinden zich de kantoren van het asielzoekerscentrum. In deze omgeving is Jan weer redelijk onbekend want dat was in de marinetijd, een beveiligd gebouw, hier zat de geheime dienst van de marine. Tussen een bonte mix van Afghanen, Chinezen, Irakezen, Iraniërs, Georgiërs en nog veel meer nationaliteiten, lopen we over de destijds zwaar beveiligde gangen. Achter de grote bunkerdeuren die pal tegenover mijn kantoor grote ruimtes beschermen, werd vroeger de vijand afgeluisterd. In een loods van Sirius bevond zich tevens de flightsimulator waarin ook Jan eens een kermistoer heeft mogen meemaken. Nu bevindt zich er ons opslagmagazijn en werkplaats.

Ik kom natuurlijk collega’s tegen. Iedereen is gastvrij, geïnteresseerd en vreemd. Ja vreemd. Ik denk dat dat het woord is dat ik zoek om te omschrijven hoe ik me voelde. Na al die uren op het kamp bevind ik me in een andere tijd. Ik ben op Marinevliegkamp Valkenburg, een selfsupporting dorpje, met tandarts, huisvesting, restaurant, postbodedienst, uitbelatingsloket, recreatiemogelijkheden, kantoren, hangars, geweren, vliegtuigen, soldaten van Oranje, hospitaal, wasbaas en ga maar door. Mijn collega’s lopen over dezelfde gangen waar ik mannen in uniform zie rondlopen. Ook ik bevind me in die gang en bevind me in, nou, in een enorm tijdsgewricht. Ik loop moeiteloos door de Tweede Wereldoorlog zo naar de naar de opbouw van het kamp daarna en naar de Neptune vliegtuigen, mijn Duitse doopkerk en daarna de Orions, dus van 1940 tot de jaren ’90 van de twintigste eeuw. Mijn collega’s vragen, vanuit het jaar 2013, of er veel is veranderd, of hoe lang het geleden is dat Jan daar werkte. Die vragen stel ik niet. We praten over toen in het toen. Ik weet lang nog niet alles natuurlijk maar stukje bij beetje vormt zich als een digitale 3-dimensionele puzzel alles tot een visueel coherent, tijdscontextueel correct, geheel.

Ik heb mijn werksleutels ook opgehaald en na een bakkie koffie met veel theorieles van meester Jan gaan we naar de oude eetzaal, het Cafetaria. Daar heb ik een jaar geleden een filmpje geschoten en op Youtube gezet en voor Jan is het na jaren een hernieuwde vertrouwde kennismaking. Hij ziet, we zien, de lopende buffets, de kombuis, het magazijn, de vrieskasten, alles kan zo weer gebruikt worden. Nog niet lang geleden kregen de asielzoekers hier uit de centrale keuken hun avondeten geserveerd. In zekere zin lijken asielzoekerscentra wel op marineplaatsingen. Al leken ze een tiental jaar geleden meer op elkaar dan heden ten dage. Ook wij betaalden de mensen cash uit, hebben een medische dienst aan boord, een magazijn, een recreatieruimte, een postafgiftebalie en trainingsruimtes. Ik ben me er goed van bewust dat ik een verleden heb met dit soort omgevingen. Ik ben namelijk ook driemaal op een kibboets geweest. De kibboets heeft eveneens veel zichtbare parallellen met marineplaatsingen en asielzoekerscentra. In een afstudeerscriptie omschreef ik ooit het asielzoekerscentrum als ‘een klein vreemd dorp’ en dat is het ook. Marinekamp, asielzoekerscentrum, marineschip, kibboets, ik weet er alles van af, vreemde dorpjes. Ze lijken op elkaar. Oké, ze hebben ieder een ander doel maar qua voortbeweging van de gewone mens op een gewone dag, zeker.

We nemen afscheid van mijn werkplek en bezoeken de slaapzalen voor de (onder)officieren en het onderofficierenverblijf en als laatste het officiersverblijf. In dat gebouw is nu kennelijk een soort survivalclub gehuisvest, ook weer een bende binnen maar de grote bar is nog aanwezig. Luxe hoor! En compleet met open haard die uit het dak komt. Helaas is dit gebouw goed afgesloten. Overal hangen nog de beroemde marinestickers. Ik kreeg ze als kind ook bij bosjes. Vanuit dit vertrek en het terras buiten, heb je een mooi uitzicht op de bloembollenvelden en daarachter, in de verte, de hangars.
 
 

Terugrijdend wippen we nog even aan bij het onderofficierenvertrek, de deur staat open en we lopen naar binnen. Het is nu een timmerwerkplaats. Weer een troep. Eén van de mannen staat ons te woord, zeer geïnteresseerd en gastvrij. Jan herkent de ruimte nog goed en ziet de zaal waar de feestjes voor de onderofficieren werden georganiseerd voor zich. De vriendelijk timmerman hoort dit alles voor het eerst. Aardige vent. Wat een troep overal. Vandaag. Ik laat hem en Jan en ga in gedachte alleen de dansvloer op.

Het, is, 1966…

Reacties

Populaire posts van deze blog

Founding Fathers and the Dutch origin of Thanksgiving Day

In the 17th century a small group of English refugees set up a small colony in the New World, on the coast of what is now the state of Massachusetts. Preceding this event, these pilgrims later to be called Founding Fathers temporarily find a relative safe haven in the Netherlands, especially in cities Amsterdam and Leiden. The pilgrims play a vital role in the history of the United States and have become a central theme in its cultural identity. Some of their ideas are directly traceable to their stay in the Netherlands and some of them more specifically to the medieval city of Leiden. Many people assume America’s National holiday Thanksgiving Day directly derives form a local Leiden festival. The refugee story After the reformation on the mainland of Europe, wherein large groups of Christians, under the spiritual leadership of Martin Luther, turn their back to the many Roman Catholic rituals and doctrines, this movement also starts to get solid ground in England. Although less ma

Het geheim van de adelborsten: het Assaut

Ieder jaar vindt er in Den Helder een groots driedaags gala, het Assaut, plaats voor de officieren in opleiding van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM). Naast de feeën en trollen, de dates van de adelborsten en dat zijn de militairen in opleiding, is er voor gewone burgers geen plaats op dit feest. De terminologie doet aan als een anachronistisch sprookje maar voor de huidige elite van dit onderdeel van de krijgsmacht is het realiteit. En zoals het altijd al was, een jaarlijks hoogtepunt. Op het internet is er inhoudelijk betrekkelijk weinig informatie over het evenement te vinden. En verhoudingsgewijs zijn er in de virtuele wereld ook weinig audio- en visuele beelden te vinden, terwijl het Assaut zich daar juist zo goed voor leent. Deze uitgelezen troep soldaten besteed immers veel aandacht aan jaarthema’s die in grote decors in een imposante omgeving worden opgebouwd. In 2010 kwam er nog een heuse feeëntrein met gasten in Den Helder aan, opgewacht door enthousiaste adelbo

Marinevormingen in de bossen

De Koninklijke Marine is een onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht dat een groot aantal nationale maritieme taken heeft en zich inzet voor veiligheid op- en vanuit zee. In de jaren 1946 tot 1978 worden marinemannen militair opgeleid op een plek ver van het open water. Voormalige burgers worden omgevormd tot soldaten in het Marine Opleidingskamp Hilversum (MOKH). In de nabij gelegen bossen ondergaan de nieuwe militairen hun Eerste Militaire Vorming (EMV), zoals dat in die dagen heet. In deze landomgeving heersen marineroutines, ware men op zee. Er is zelfs een boot, van beton… Het kamp Voor een groot deel is het MOKH opgezet door de Duitse bezetter, zij hebben het grootste deel van de gebouwen neergezet. Na de Tweede Wereldoorlog wordt het complex functioneel door de marine overgenomen. Naast andere opleidingen, vindt hier de militaire vorming voor de nieuwkomers plaats. De meesten van hen arriveren op het station Hollandsche Rading bij Loosdrecht vanwaar zij met een marinebu