In de dorpskern van de gemeente
Voorschoten bevindt zich een straat met een in Nederland unieke naam, namelijk,
de Koninklijke Marinelaan. Anno 2013 herinnert zich maar weinig in deze doorsnee-straat
aan het marineverleden. En dat terwijl voor vele duizenden marinemannen hier
hun carrière bij dit onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht begon. Aan deze
straat lag namelijk het Marine Opkomstcentrum (MOC). Jongemannen die het
avontuur wilde aangaan, werden hier gekeurd.
Het terrein van het
voormalige opkomstcentrum wordt in 1939 door het Rijk voor het leger gevorderd,
dit in verband met de spanningen aan de oostgrens en de Nederlandse mobilisatie
na de inval van nazi-Duitsland in Polen. Nadat Nederland de kortdurende en
ongelijke strijd in 1940 tegen Duitsland opgeeft, wordt het terrein overgenomen
door het Duitse leger, de Wehrmacht.
De bezetters breiden het kamp uit en bouwen naast houten barakken het stenen
hoofdgebouw dat dienst doet als keuken en kantine.
Snel na de bevrijding van
Nederland zijn tot 1 december 1945 de 800 man van het 1e bataljon van 4e
Regiment Infanterie in het kamp gelegerd. Zij worden in het kader van de
politionele acties in Nederlandsch Indië, nu Indonesië, uitgezonden naar Java.
De marine heeft vlak na de
Tweede Wereldoorlog geen locatie om de keuringen in Nederland uit te voeren.
Tijdens de oorlog en nog gedurende de rest van 1945 worden de marinekeurlingen
in Engeland ‘gewogen’. In de eerste decennia na de oorlog is Nederland in een
rap tempo het leger aan het wederopbouwen. Zodoende wordt na het vertrek van de
Indiëgangers, in een kort tijdsbestek, het Voorschotense kamp heringericht zodat
op 16 januari 1946 een eerste groep jongemannen fysiek en psychisch gekeurd kan
worden. Het zijn jongens met een minimale leeftijd van 15 jaar en 9 maanden die
gedurende een week in Voorschoten gekeurd worden.
Ze worden ingedeeld in kleine
groepjes van een tiental jongens. Een dergelijk groepje wordt een ‘bak’ genoemd.
In de oude tijden van de marine aten matrozen van eenzelfde rang en dienstvak
letterlijk uit een bak waar het eten in ‘geserveerd’ werd. Gedurende deze noodzakelijke
prelude tot het leven als beroepsschepeling, brengen de keurlingen de nachten
in het opkomstcentrum door in een groot slaapvertrek met stapelbedden, een typische
marineomgeving. Met die specifieke wereld worden ze van meet af aan geconfronteerd.
Iedere dag wordt volgens een
strikt schema doorlopen. Privacy is in deze omgeving een onbekend begrip en dat
begint al meteen in de grote slaapzaal. Om 6:30 uur is het ‘overal’, tijd om op
te staan, de tanden te poetsen, te scheren en heel belangrijk, het is de tijd
dat iedereen zijn bed moet opmaken. De ‘vreemden’ worden in die omgeving al
snel ‘bekenden’ van elkaar. Als deze vroegochtelijke handelingen achter de rug
zijn, brengt de baksmeester, de vraagbaak van iedere bak, de keurlingen naar de
Cafetaria waar het ontbijt, baksgewijs wordt genuttigd. Aan het einde van het
ontbijt, vlak voordat de jongens de voorlichting van de dag krijgen, wordt bij
de poort de vlag gehesen, begeleidt door een hoornblazer die de vaandelmars
blaast. Twee ‘bemanningsleden’ hijsen de vlag en drie officieren begeleiden het
hele ritueel. De nationale vlag wordt met veel eerbied bejegend.
De feitelijke keuring vindt
ook voor een groot deel groepsgewijs, baksgewijs dus, plaats. De keurlingen
moet in elkanders bijzijn hun onderbroeken voor een vreemde, de marinearts, naar
beneden laten zakken. Dit in het kader van de zogeheten gezondheidsinspectie,
een eufemisme voor het onderzoek naar geslachtsziekten. Het afgezakte ondergoed
legt immers een prima onderzoeksterrein bloot, onder andere naar schurft. De
jongens moeten zich tevens voorover buigen zodat de arts er zich van kan
vergewissen dat er zich geen (actieve) homoseksuelen, ‘poten’ in die tijd, aanmelden.
De marinearts geeft de doorgaans verbouwereerde keurlingen een glazen buisje
met het verzoek, of beter een order, die te vullen met urine, wederom een
groepsactiviteit. De urine wordt getest op glucose- en eiwitgehalte. Bloed
wordt afgenomen om de bezinkingssnelheid van de rode bloedlichaampjes vast te
kunnen stellen. In die jaren wordt dat gezien als een aanwijzing voor bepaalde
ziekteprocessen.
Na deze groepsgewijze tests
worden de jongens individueel lichamelijk bekeken, beklopt, beluisterd en
betast. Ze worden meegenomen naar een apart lokaal voor een ogen-, oren-,
neus-, keel- en mondonderzoek en er wordt een kleinbeeld röntgenfoto gemaakt.
Vervolgens worden de
bijna-marinemannen door de meer specialistische afdelingen eerst tandheelkundig
getest en daarna psychisch. Met het ABOHZIS systeem dat staat voor Algemeen,
Bovenste- en Onderste ledematen, inclusief de rug, Horen, Zien, Intelligentie
en (geestelijke) Stabiliteit, wordt een score bepaald. Dit, op een ingewikkelde
wijze tot stand gekomen, resultaat, is mede bepalend voor de mogelijke
dienstvakken die een nieuwe marineman binnen de marine kan vervullen.
In die dagen is het helemaal
niet ongewoon dat veel van de jonge keurlingen niet kunnen zwemmen dus wordt er
tevens bekeken of de geïnteresseerden in het varende krijgsmachtonderdeel
kunnen zwemmen, of in ieder geval niet verdrinken.
Tijdens de keuringsdagen
krijgen de potentiële marinemannen tussen de keuringen en voorlichtingen door,
een koffiepauze in de ochtend en de middag. Daarnaast wordt in de Cafetaria baksgewijs
de lunch en het avondeten genuttigd. De meeste Hollandse knullen eten voor het
eerst in hun leven de beroemde marine-nasi, op woensdag want dat is de blauwe
hap dag. In de avond kunnen ze zich vermaken in de Cantine, waar ze televisie
kijken of een kaartje leggen. Eenmaal in de week wordt er een film gedraaid. Om
22:00 uur moet iedereen op zijn bed liggen en gaan de lichten in het
slaapvertrek uit en moet het stil zijn. Sommige keuringsgroepen zijn dan ook
daadwerkelijk stil aangezien ze vermoeiende dagen met veel indrukken achter de
rug hebben, andere groepen reageren dezelfde ervaringen af, door tot in de late
uurtjes met elkaar te kletsen en / of moppen te tappen.
Na vijf dagen keuring worden in
een sober en klein kantoortje de uitslagen met de selectieofficier doorgenomen.
In dit gesprek zijn twee zaken die van belang zijn, ten eerste of de jongemannen
zijn goedgekeurd, zowel psychisch als fysiek en ten tweede voor welk dienstvakken
ze in aanmerking komen. Er zijn veel dienstvakken bij de marine, zeker in die
periode; van elektromonteur tot schrijver, van bottelier tot duiker en van telegrafist
tot torpedomaker. Het dienstvak bepaald de carrière die de nieuwe marinemannen
binnen de Koninklijke Marine gaan volgen. Na de vervolgtraining, de Eerste
Militaire Vorming (EMV), volgt de Eerste Vakopleiding (EVO), waarin de eerste
kneepjes van het dienstvak worden bijgebracht.
Nadat de keuring met succes
is doorlopen tekent namens de Minister van Marine een officier, meestal een Luitenant
ter Zee eerste klasse, de ‘akte van aanstelling bij de zeemacht als
beroepsmilitair.’ Dit document tekent de nieuwe marineman zelf niet. De
officier ondertekent eveneens de ‘verbintenis bij de zeemacht als
beroepsmilitair’, een document dat de nieuwe marineman wel moet ondertekenen. Door
ondertekening verbindt hij zich vrijwillig om ‘bij de zeemacht als
beroepsmilitair doorlopende werkelijke dienst te verrichten voor de tijd van
zes jaren.’ Met ingang van de verbintenis belooft hij, onder vermelding van
zijn verkregen marinenummer, trouw aan de Koningin en onderwerpt hij zich aan
de krijgstucht. En op de verbintenis wordt vermeld dat de dienst bij de
zeemacht wordt verricht ‘zowel op het water, onder water als te land en in de
lucht, wanneer en waar ter wereld dat van mij zal worden gevorderd.’
Wanneer de voormalige
keurlingen als marinemannen het Marine Opkomstcentrum Voorschoten voor de laatste maal
verlaten en omkijken, zien ze op de poort de Latijnse spreuk staan die de
meesten niet begrijpen: Hic porta classis
est. De tekst is zeer treffend: ‘Dit is de poort tot de vloot.’
De beschreven marinekeuringen
zullen tot en met 27 oktober 1961 in het marinekamp in Voorschoten blijven
plaatsvinden. Daarna worden de keuringen verplaatst naar het kamp in Hilversum
waar eveneens de eerste militaire vorming en eerste vakopleiding plaatsvinden. In
Voorschoten wordt op die bewuste oktoberdag de poort tot de vloot voorgoed
gesloten.
Reacties
Een reactie posten