Hé, psst, ja ik zie jullie wel ’s nacht. Regelmatig
maak ik in de avonduren in mijn kano een tocht door de grachten en singels van
Leiden. Eigenlijk ben ik de avondkanoër maar nachtkanoër klinkt beter. Hoe dan
ook, vanaf het water is de stad en het doen en laten van haar inwoners zo mooi
te observeren. Althans voordat ik in de meditatiemodus schiet. Zomaar een
avond.
Ja, ik zie jullie wel, studenten. Achter jullie
kleine ramen en computers gedoken. Ook al is het voor sommigen moeilijk te
geloven, veel studenten studeren ook echt in Leiden. Maar ik zie jullie ook op
de bruggen staan en op de stadsbankjes zitten. En bij het verborgen bankje dat
opeens opdoemt bij de Webster University. Jullie weten soms niet wat jullie
zien als ik voorbij kom, ingepakt om me te beschermen tegen de vorst. Soms
lachen jullie me uit, omdat jullie in een groep acteren maar alleen en in
kleine groepjes kijken jullie me zwijgend en meestal vriendelijk aan. En
natuurlijk zie ik jullie in de smerige en kleine keukentjes die aan het water
grenzen, veel te laat een ongezonde hap klaar maken. I have been there! Soms denkt één van jullie mij te zien.
Maar meestal zien de ingezeten van de stad me
niet. De cellist kijkt op zijn bladmuziek. Hij heeft vast afspraken gemaakt met
de buren. De door de kou ploeterende fietsers duiken in hun sjaals en hebben
enkel oog voor de weg en elkaar. En dan is er die mijnheer aan de singel met
die prachtige studeerkamer. Hij kijkt naar buiten maar kan mij niet zien, ik
zie dat hij nagenoeg entombed (begraven
klinkt niet goed) is door boeken. Prachtige tombe. En dan die andere man, die
hoog onder de wirwar van eeuwenoude balken van zijn spits toelopende
bovenwoning, nog een extra kleine verdieping onder de nok heeft gebouwd. Wat
een magnifieke plek om stukjes als dit te schrijven! Hij kijkt op zijn
computer.
En heel hoog, achter een piepklein raampje zit
altijd dat Aziatische meisje hard achter haar pc te werken. Vast een
Indonesische studente.
Sommige medewoonbootbewoners, meer gewend aan
actie op het water, zien mij wel eens het water doorklieven. Vaak net te laat
als ik al weer in de duisternis voortschrijd. Dan jaag ik menigmaal eenden en meerkoeten
op. Het vaarseizoen is nog niet begonnen dus zij moeten nog wennen aan deze
inbreuk op hun privacy. Kwetterend vliegen ze voor me uit. Een enkele keer word
ik een tijdje vergezeld door een uit het water voor me uit springende vis. En
dan is er nog het mysterie onder de waterlijn, want wat beukt en trekt er
regelmatig aan de kano? Ik denk dat het een grote snoek is.
De grachten zijn van mij, en van de meerkoeten en
eenden. Binnenkort zullen sloepen, rondvaartboten, speedbootjes en misbaksels
van studentenboten de wateren weer vullen. Dan is het gedaan met de vrede op
het water. Waarschijnlijk zal ik dan nog later gaan kanoën. Nu maak ik vaak een
uurtochtje tussen 22:00 en 00:00 uur. Als ik om 22:00 uur vertrek, heb ik meer
aanspraak dan als ik een uur later begin. Vooral van uitgaand publiek. Zogenaamd,
tja eh, ‘intellectuele’ types lopen op het Rapenburg, het restaurant verlatend.
Zij voelen kennelijk de noodzaak immer een bijdehante opmerking te maken, ik
ben daar op voorbereid. Soms stopt een eenzame fietser en slingert een leuke
opmerking naar mijn hoofd: ‘Zo, dat ziet er leuk uit’ of ‘Wauw, wat een goed
idee.’ Jolige studentenmeisjes sjansen zelfs met mij. Dan zorg ik dat mijn
techniek me op dat moment niet in de steek laat, ik recht mijn rug, roei iets
harder en speel het spel mee.
Bij spiegelglad water zweef ik door eeuwenoude
portalen. De weerspiegeling van de doorgangen van de hoge Leidse bruggen wordt
niet door rimpelend water belemmerd, waardoor ik door een grote ronde buis
roei. Ik kijk strak voor me uit, laat mijn wimpers mijn gezichtveld ietwat vertroebelen
waardoor ik dan als het ware zweef door bruggen uit de zestiende en zeventiende
eeuw.
Dan, de pijn in mijn rechterhand. Die hand omklemt
de roeispaan zonder dat het ding beweegt. Er vindt dus geen wrijving plaats. In
deze dagen houdt dat in dat die hand bijna bevriest. Ik heb me voorgenomen
stomweg door te gaan. Wel heb ik nu een want aan mijn rechterhand zodat mijn
vingers elkaar kunnen bijstaan in de koudestrijd. Aan mijn linkerhand, de hand
waarin wel wrijving met de roeispaan plaatsvindt, draag ik een wollen
handschoen.
Zijn er nog mensen in het Plantsoen? Ik hoor wel
iets maar sla er bijna geen acht meer op. Ik roei mezelf in trance. De
observatietijd is voorbij. Door de voor mijn ogen kruisende roeispaan kijk ik
op het water, naar de golfjes die plots plaats maken voor spiegelglad water. Ik
moet tempo maken. Dat deed ik vroeger ook met hardlopen maar hier op het water
is het niet anders. Mijn ademhaling begeleidt me prominent bij dit laatste deel
van de tocht. De observatie heeft plaatsgemaakt voor meditatie. Mijn gedachten
zijn helder. Deze tekst zat gisteravond al in mijn hoofd. Ik wist precies wat
ik wilde opschrijven. De roeispaan doorklieft het water zeer systematisch, mijn
ademhaling heb ik totaal onder controle, er is alleen nog het water en ik. Mijn
hoofd lijkt leeg te zijn maar dat is schijn want duidelijke gedachten
overvallen me, slokken me op. Het leven is zeer overzichtelijk, duidelijk.
Dan de apotheose…
Het laatste stuk, het kan 100 meter zijn, of 1000,
maar aan het einde van de tocht moet ik een maximale snelheid halen. Het mechanische
roeien versneldt en dat kan alleen omdat het zo mechanisch is. Balans! Het
vriest 4 graden, de oostenwind geselt mijn gezicht maar ik voel het niet meer.
Ik heb het warm. Mijn armen blazen zichzelf figuurlijk op.
En de uiteindelijke beloning is Het Uitzicht der
Uitzichten, ons prachtige Groningse bolpraamschip. Het is te koud om bij onze
brede singel naar achteren te hangen om naar de sterren te kijken. Toch kan ik
het voor even niet laten. De maan is zeer vol en helder, toepasselijk.
Geruisloos, stuur ik mijn glasvezel kano tussen
onze en de buurboot. Niemand op aarde weet op dat moment dat ik achter de
indrukwekkende kont van ons bootje vaar. Ik manoeuvreer de kano tussen onze
gigantische afmeerpaal en de walkant. Ik wurm me uit het nauwe bootje.
Ik ben thuis.
Zomaar een avond.
Reacties
Een reactie posten